Ik weet het nog heel zuiver: Brendan Rodgers, over wie het vandaag absoluut niet gaat, was de manager van mijn geliefde Liverpool. Luis Suarez vertrok en Mario Balotelli en Rickie Lambert maakten als erkende spitsen de omgekeerde weg. Veelzeggend voor de toenmalige situatie is dan dat Raheem Sterling, 20 jaar en 1-meter-70, vaker dan zou moeten de centrumspits was.
Ondanks een spectaculair seizoen, dat op een dramatische manier ten einde kwam in 2014, werd Brendan Rodgers na een paar speelronden ontslagen in het daaropvolgende seizoen in 2015. Ik was, groot Liverpoolfan zijnde, ontzettend blij. Maar, zo snel als voetbal gaat: wie dan nu?
De twee meest genoemde namen waren geen kleine. Jürgen Klopp en Carlo Ancelotti waren de belangrijkste kanshebbers. Ancelotti wilde de garantie van de clubeigenaren om een compleet nieuwe as te kopen. Klopp was minder veeleisend en kreeg uiteindelijk de job. Ik denk dat ik een understatement maak als ik zeg dat het een schot in de roos bleek. Zoals ze zeggen: een match ‘made in heaven’.
Als fan geniet ik, alsof het een soort droom is, van de huidige toestand van dit Liverpool. Er zijn al meerdere Europese finales behaald, een bizar puntenaantal van 97 wat een top-3 aller tijden klassering verzekert en zoals jullie allemaal weten is ook eindelijk de titel na 30 jaar terug op het rode gehalte van de Merseyside. Het puntenrecord aller tijden in de hoogste Engelse league is op het moment dat ik mijn eerste column schrijf nog niet uit het zicht.
Toch, nu het seizoen voor Liverpool ‘voorbij’ is ben ik mezelf af gaan vragen wat The Reds nou zo goed maakt. Ik hoor vaak van mijn omgeving dat het middenveld niet goed genoeg is voor de wereldtop, dat de bank bijzonder armoedig is, dat de backs niet kunnen verdedigen en dat Roberto Firmino niet consequent genoeg scoort en een andere spits Liverpool nóg sterker zou maken.
Ik wil hier niet ingaan op de netgenoemde argumenten met betrekking op individuele spelers. Ik wil het hebben over de wedstrijd uit tegen Leicester City, in het 2018-2019 seizoen. Het was de eerste keer dat ik begon te merken dat Liverpool anders begon te spelen, dat Klopp genoeg leek te hebben van net-niet en het verliezen van (Europese) finales.
Liverpool speelde op een manier die de voetballiefhebbers en volgers niet gewend waren. De bal werd, bijna op een uitdagende manier, langer achterin rondgespeeld. De spelers sprintten opeens niet meer 90 minuten lang rond als bezetenen en er werd opeens vaker met 1-0 gewonnen in plaats van met 4-3. En, in tegenstelling tot een aantal seizoenen geleden, werden deze ‘uiterst professionele’ overwinningen steeds meer de norm.
Jürgen Klopp staat waarschijnlijk voor veel liefhebbers en volgers nog bekend als de ‘Rock-en-roll voetbalmanager’. Maar nee, dit Liverpool rent niet meer met hoop. Dit Liverpool controleert, met én zonder bal, met wetenschap. Dit Liverpool is niet meer sympathiek en attractief, dit Liverpool is meedogenloos en een mentale machine.
Dít is de uiteindelijke output van Jürgen Klopp. En moge het nog langer duren dan mij lief is.
Jeyan Sahin
1 Comment
Mooie column, helemaal mee eens!