Wellicht was vroeger inderdaad alles beter
Hoewel de meest recente edities om verschillende redenen grote teleurstellingen waren, is het Europees kampioenschap voor Nederland door de eindzege in ‘88 nog steeds een stuk prettiger om over na te denken dan het mondiale toernooi.
Maar het blijft een gegeven; de recente EK’s vielen enorm tegen. Het Nederlands elftal schitterde enerzijds in letterlijke afwezigheid en anderzijds werd er ondergepresteerd tegen Tsjechië. En dan moet het fiasco van 2012 nog genoemd worden.
Voor ieder toernooi en de bijbehorende teleurstelling zijn er ongetwijfeld steekhoudende excuses op te sommen, maar in zijn algemeenheid moet Nederland rekening houden met de volgende aandachtspunten om in ieder geval in ere te herstellen op het EK bij onze oosterburen.
De gelegenheid is belangrijker dan vorm in clubverband
Het is waar dat de definitieve EK-selectie wordt samengesteld op basis van een aantal criteria. Bondscoach Ronald Koeman wil uiteraard de beste voetballers meenemen, maar het is ook belangrijk of je in goede vorm steekt. En het zou helemaal mooi zijn als deze goede vorm plaatsvindt in een van de grotere competities. Tot slot is het zwaarwegend of je veel en constant minuten maakt. Je moet fit zijn en niemand heeft wat aan een geblesseerde speler voor een evenement van een (hopelijk) aantal weken.
Maar wanneer je te maken krijgt met een toernooi waarbij de knock-outfase allesbeslissend is, is de gelegenheid veel belangrijker en groter dan de revelatie van het seizoen. Denk bijvoorbeeld aan Jeremie Frimpong – uitstekende speler, historisch seizoen met Leverkusen en een heel interessant spelersprofiel. Maar naar mijn mening is Frimpong geen speler die het kwalitatief afdwingt om op een andere manier te spelen dan de bondscoach oorspronkelijk voor ogen had. Daarnaast is Denzel Dumfries een speler die zich niet alleen puur als voetballer al langere tijd heeft bewezen bij meerdere clubs, maar is hij ook uitermate geschikt voor een toernooi: robuust, past in meerdere systemen, is in staat om een enorme klootzak te zijn, heeft bewezen te kunnen fungeren als leider bij PSV en hij is een van de weinige spelers die continu weet te presteren in het Nederlands elftal. Dit zijn de spelers waarop je kunt en moet vertrouwen tijdens een relatief kortdurend toernooi.
Twee andere voorbeelden zijn Joey Veerman en Teun Koopmeiners. Twee prima voetballers met beiden een fantastisch seizoen achter de rug. De opvatting dat deze middenvelders de komende maand in de basis moeten starten, groeit dan ook fors. En ondanks dat beide middenvelders technisch uitstekend zijn en een bijzonder goede pass en trap hebben, is het essentieel om de kritische vraag te stellen: Stoten we door naar de volgende ronde met deze spelers vanaf de aftrap tegen landen als Frankrijk, Engeland en Portugal?
In Nederland maken we ons te vaak schuldig aan het hebben van voetbal-romantische intenties wat de potentiële opstelling betreft en vragen we ons te weinig af: welke spelers zijn daadwerkelijk in staat om ons Europees kampioen te maken?
Het gaat dus niet om de bovengenoemde spelers, maar om het creëren van de ideale formule.
Interessante statistiek
Gekeken naar de basisopstelling van het Nederlands elftal voor de eerste groepswedstrijd van het EK 2012 ten opzichte van het EK 2008, is er maar liefst op 9 posities van spelers gewijzigd. Werp je vervolgens een blik op de basisopstelling van Nederland in een oefenwedstrijd tegen Frankrijk in 2016, ten opzichte van de opstelling van de eerste groepswedstrijd van het EK 2012, is er zelfs op 10 posities van spelers gewijzigd. Toegegeven – 4 jaar is een lange tijd en voetbal is een sport waarin doorselecteren van cruciaal belang is, maar 9 en 10 van de 11 posities wijzigen ten opzichte van een aantal jaar daarvoor is een forse ingreep.
Ter vergelijking: Spanje stelde in de eerste groepswedstrijd van het EK 2012 maar liefst 5 spelers op die 4 jaar daarvoor in de basis stonden tijdens de eerste groepswedstrijd van het EK 2008. Van de 3 invallers tijdens de eerste groepswedstrijd in 2008, stonden er ook nog eens 2 in de basis in de eerste groepswedstrijd in 2012. Daarin is dus ten eerste meer vastigheid waar te nemen, en ten tweede nam het succes van Spanje drastisch af naarmate er noodgedwongen doorgeselecteerd werd.
Doorselecteren is dan cruciaal, maar dat geldt ook voor kwalitatieve zekerheid.
Beëindig de eeuwige discussie betreft de formatie
Het volgen van het Nederlands elftal op eindtoernooien gaat gepaard met de eindeloze discussie over de formatie. De laatste jaren heeft de discussie veel plaatsgevonden of het Nederlands elftal nou 4-3-3 of 3-5-2(of 5-3-2) moet spelen. Deze discussie vindt plaats voorafgaand aan de wedstrijden, maar achteraf zou de gekozen formatie ook de oorzaak zijn van wederom een tegenvallend resultaat.
Hoewel ik zelf doorgaans voorstander ben van de 4-3-3, denk ik dat er te veel waarde wordt gehecht aan de uiteindelijk bepaalde formatie. Zolang de juiste spelers op het veld staan, het juiste plan is bedacht voor een specifieke tegenstander, de obsessie om te winnen present is vanuit de groep en het volledige bewustzijn aanwezig is dat het gaat om een knock-out toernooi heb je het ideale recept om de discussie betreft de formatie te laten vervagen.
Een 4-3-3 kan zowel aanvallend als verdedigend gespeeld worden, en dat geldt ook voor de 3-5-2. Bert van Marwijk bewerkstelligde zelfs bijna de wereldtitel met 4-2-3-1, terwijl nog maar weinig mensen roepen dat deze formatie nu dé oplossing is.
Formatie biedt structuur, maar de uitvoering bepaalt
La Furia Roja komt wederom van pas als voorbeeld – Spanje speelde zowel in 2010 als in 2012 met 4-3-3 variaties, maar vulde dit op compleet verschillende wijze in. In 2010 had Spanje veel meer diepgang in de voorhoede maar minder overlap op de backposities, terwijl Jordi Alba in 2012 een groot deel van de manier van spelen bepaalde. Cesc Fabregas en David Silva, spelers die gewend waren om op het middenveld te spelen, werden op het evenement in Oekraïne en Polen gebruikt als ‘valse’ aanvallers.
Twee 4-3-3 variaties met een verschillende benadering
Intrinsieke mentaliteit – rise to the occasion
Het laatste aandachtspunt is in het geval van Oranje overwegend het meest belangrijk. Het gaat om een probleem dat praktisch losstaat van de bondscoach, de gekozen formatie en de daaruit volgende tactieken.
Het Nederlands elftal, zelfs tijdens een minder fortuinlijke periode, beschikt altijd over spelers actief bij de grootste clubs in de beste competities. Steevast zijn we in het bezit van sterspelers die bij hun club op zijn minst onwijs nuttig zijn. Nathan Aké, Frenkie de Jong, Virgil van Dijk, Donyell Malen, Memphis Depay, Denzel Dumfries en Cody Gakpo zijn allemaal voetballers met een respectabele staat van dienst in het Europese voetbal.
In het verleden, waarin Nederland beschikking had over nóg beter materiaal, hebben we echter kunnen waarnemen dat het hebben van goede voetballers verre van genoeg is. Er zullen in Duitsland meer landen zijn met een sterke selectie en een handvol landen beschikken over significant beter materiaal dan het Nederlands elftal. Hoewel niemand dan ook zal beweren dat we bij de drie topfavorieten horen, kan daar eenvoudig tegenovergesteld worden dat dit ook geen voorwaarde is om succes te behalen. Denk aan Griekenland in 2004, Portugal in 2016 en Italië in 2021. In ieder van deze scenario’s werden de betreffende teams van tevoren niet als winnaar verwacht en versloegen ze allemaal het kwalitatief sterkere team in de finale.
Deze historische overwinningen waren onder andere mogelijk omdat Charisteas, Bonucci en Éder allen een manier vonden om het verschil te maken op een moment dat hun land er wanhopig voor was. Dit is niet iets waarop te trainen of te coachen is, maar vergt iets speciaals vanuit een individu.
Nu is de boodschap natuurlijk niet dat je per sé een goal moet maken in een EK- of WK-finale, maar dat Nederland niet hoeft te beschikken over Kylian Mbappé of Erling Haaland om aan de haal te gaan met de beker. Xherdan Shaqiri, Ivan Perisic, Eduardo Vargas en Olivier Giroud zijn het toonbeeld van spelers die boven zichzelf uit weten te stijgen wanneer ze er moeten staan voor hun land.
Het Nederlandse voetbal is op veel gebieden zeer sterk ontwikkeld, maar laten we hopen dat we een aantal spelers de komende weken ook kunnen betrappen op deze intrinsieke obsessie om zich te onderscheiden op het moment suprême.
Het wordt namelijk tijd om de zure EK-nasmaak weg te spoelen.